Als u overlijdt zonder dat u iets geregeld heeft met betrekking tot uw nalatenschap, dan is het versterferfrecht van toepassing. Er is dan sprake van een erfenis zonder testament. De erfgenamen zullen dan gezamenlijk de nalatenschap moeten afwikkelen. Wel kunnen ze er voor kiezen om één persoon volmacht te geven om alles te regelen. Maar dat is niet verplicht. Ook kan in een aantal gevallen een vereffenaar door de rechtbank worden benoemd die de nalatenschap gaat vereffenen. Hieronder zal worden uitgelegd worden welke verschillen er zijn tussen het versterferfrecht en de vererving op grond van een testament. Ook zal worden uitgelegd wanneer iemand onwaardig is om te erven, welke afspraken je niet kunt maken voor je overlijden, alsook zal worden uitgelegd wat nu precies valt onder het begrip ‘schulden van de nalatenschap’.
Versterferfrecht versus testament
Erven (erfopvolging) houdt kort gezegd in dat bezittingen en schulden (de nalatenschap of de erfenis) van iemand na zijn overlijden overgaan op een ander. Als erflater (de overledene) voor die overgang van bezittingen en schulden niets heeft geregeld tijdens zijn leven, dan is de wettelijke regeling van erfopvolging van toepassing. Dit wordt ‘erfopvolging bij versterf’ of ook wel ‘versterferfrecht’ genoemd. Zonder testament en bij achterlating van een langstlevende en kinderen is in beginsel de wettelijke verdeling van toepassing.
Als erflater wel die overgang van bezittingen en schulden tijdens zijn leven heeft geregeld, wordt gesproken over erfopvolging ‘krachtens uiterste wilsbeschikking’. In de volksmond wordt dan gesproken over het ‘testament’ van erflater.
Of erflater een testament heeft gemaakt kan worden nagegaan in het Centraal Testamentenregister. Dit is een register waarin notarissen registreren wie, wanneer en bij welke notaris een testament is opgemaakt. Iedere notaris kan het Centraal Testamentenregister raadplegen. Maar je kan ook zelf een schriftelijke aanvraag doen bij het Centraal Testamentenregister.
Bij testament kan worden afgeweken van de wettelijke regeling. Zo kan erflater een wettelijke erfgenaam onterven en anderen tot erfgenaam benoemen. Erflater kan verder in zijn testament goederen legateren. Dat houdt in dat erflater een bepaald bedrag of een bepaalde zaak of dienst aan iemand toekent. Ook kan erflater in zijn testament aan de erfgenamen bepaalde verplichtingen opleggen ten behoeve van iemand die geen erfgenaam is (testamentaire lasten), executeurs en bewindvoerders benoemen en nog aantal zaken specifiek regelen.
Het gebeurt nog wel eens dat de wettelijk erfgenamen ook in het testament tot erfgenaam worden benoemd. De erfopvolging vindt in dat geval plaats krachtens uiterste wilsbeschikking. Het lijkt er op dat dit geen verschil maakt. Toch is dat niet waar. Het verschil zit namelijk in de regeling van plaatsvervulling. Als een wettelijke erfgenaam namelijk al was overleden voordat erflater overleed (met noemt dit vooroverlijden), dan treden zijn kinderen in zijn plaats als wettelijke plaatsvervullers. Dit is niet vanzelfsprekend het geval bij testamentaire erfgenamen. In dat geval moeten plaatsvervullers in het testament worden benoemd. Een uitzondering op deze regel is weer dat – wanneer een stiefkind tot erfgenaam is benoemd en erflater de wettelijke verdeling van toepassing heeft verklaard – de kinderen van het stiefkind van erflater wel automatisch als plaatsvervullers in diens plaats treden.
Het is overigens een misverstand dat een kind niet kan worden onterft. Wel degelijk kan een kind worden onterft. Het kind is dan geen erfgenaam meer van de nalatenschap. Daarentegen kan het kind een beroep doen op zijn legitieme portie. Dat houdt niet alleen in dat hij minder aanspraken kan hebben op de nalatenschap dan de erfgenamen, maar ook dat het kind een geheel andere rechtspositie ten opzichte van de nalatenschap krijgt dan de erfgenamen.
Onwaardigheid om te erven
De wet benoemt een aantal personen die onwaardig zijn om voordeel uit een nalatenschap (erfenis) te trekken. Het gaat dan niet alleen om het erven als erfgenaam, maar bijvoorbeeld ook om het krijgen van legaten als legataris. Hierbij is verder van belang dat de onwaardigheid van rechtswege werkt. Er hoeft dus niet door de waardige erfgenamen een beroep te worden gedaan op de onwaardigheid van een erfgenaam.
De wet noemt 5 gevallen van onwaardigheid:
a. hij die onherroepelijk veroordeeld is ter zake dat hij de overledene heeft omgebracht, heeft getracht hem om te brengen, dat feit heeft voorbereid of daaraan heeft deelgenomen;
In deze categorie gaat het om misdrijven waarbij opzet een rol speelt, zoals bij moord, doodslag en hulp bij zelfdoding. Dat een veroordeling of uitspraak onherroepelijk moet zijn, houdt in dat hoger beroep of cassatie van die veroordeling of uitspraak niet meer mogelijk is.
b. hij die onherroepelijk veroordeeld is wegens een opzettelijk tegen de erflater gepleegd misdrijf waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf is gesteld met een maximum van ten minste vier jaren, dan wel wegens poging tot, voorbereiding van, of deelneming aan een dergelijk misdrijf;
c. hij van wie bij onherroepelijke rechterlijke uitspraak is vastgesteld dat hij tegen de erflater lasterlijk een beschuldiging van een misdrijf heeft ingebracht, waarop naar de Nederlandse wettelijke omschrijving een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste vier jaren is gesteld;
In deze categorie kan het zowel om een strafrechtelijk vonnis gaan als om een vonnis van de burgerlijke rechter waarin de laster is vastgesteld.
d. hij die de overledene door een feitelijkheid of door bedreiging met een feitelijkheid heeft gedwongen of belet een uiterste wilsbeschikking te maken;
Hier wordt ook bedoeld het herroepen, wijzigen of aanvullen van een testament.
e. hij die de uiterste wil van de overledene heeft verduisterd, vernietigd of vervalst.
De onwaardigheid om te erven vervalt wanneer erflater tijdens zijn leven aan de onwaardige op ondubbelzinnige wijze diens gedraging heeft vergeven. Het niet handelen van erflater nadat hij bekend is geworden met de onwaardigheid van iemand, kan niet worden gezien als een ondubbelzinnige vergeving.
Het kan in de praktijk voorkomen dat de onwaardigheid pas een tijd na het overlijden van erflater wordt vastgesteld. Met het doen van strafrechtelijk onderzoek en het laten plaatsvinden van een strafzaak is over het algemeen nogal wat tijd gemoeid. Voor het geval een derde in de periode voor vaststelling van de onwaardigheid rechten heeft gekregen, dan worden deze geëerbiedigd. Als bijvoorbeeld iemand een woning koopt uit een nalatenschap waarbij de enig erfgenaam als verkoper optreedt, terwijl achteraf wordt vastgesteld dat deze erfgenaam onwaardig is en dus nimmer erfgenaam is geweest, dan heeft de koper de woning van een onbevoegde gekocht. De onwaardige was immers niet bevoegd om de woning te verkopen. In dat geval blijft de koopovereenkomst echter gewoon in stand omdat de rechten van de koper worden geëerbiedigd.
Als een derde echter iets om niet (gratis) heeft gekregen uit de nalatenschap, terwijl achteraf gezien dit gratis weggeven door een onwaardige is gedaan, dan kan de rechter een bedrag vaststellen dat de derde moet betalen aan de nalatenschap.
Het begrip ‘schulden van de nalatenschap’
De nalatenschap (erfenis) bestaat vrijwel altijd uit goederen en schulden, activa en passiva. In het geval de schulden van de nalatenschap de waarde van de goederen overtreft, spreken we van een negatieve nalatenschap.
Een belangrijke vraag is echter op welk moment de waarde van de goederen berekend moet worden. Men spreekt ook wel over de peildatum. Dit kan onder andere een belangrijke rol spelen bij het berekenen van de legitieme portie. Stel dat de woning van erflater pas na 2 jaar na zijn overlijden door de erfgenamen wordt verkocht. Stel verder dat de waarde van de woning in die 2 jaar is gestegen. Wordt dan die waardestijging van de woning meegenomen in de berekening van de legitieme portie? Het antwoord is nee. De wet bepaalt namelijk dat het tijdstip onmiddellijk na het overlijden van erflater de peildatum is. Dit kan overigens betekenen dat de waarde van een onderneming van erflater enorm laag kan zijn. Dit zal het geval zijn als er sprake is van persoonlijke goodwill. De goodwill ‘verdampt’ met het overlijden van erflater waardoor de onderneming als onderdeel van de nalatenschap niet zoveel meer waard is.
Om het erfrecht goed te kunnen begrijpen, moet men kennis hebben van het begrip ‘schulden van de nalatenschap’. Misschien vormt dit begrip wel het meest cruciale aspect van het erfrecht. In eerste instantie zal men geneigd zijn te denken dat het begrip ‘schulden van de nalatenschap’ ziet op de schulden van erflater die met zijn dood niet teniet gaan. Dat is echter niet juist. Het begrip is veel ruimer. De wet noemt de volgende schulden die onder het begrip ‘schulden van de nalatenschap’ vallen.
a. de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan, voor zover niet begrepen in onderdeel i;
b. de kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene;
c. de kosten van vereffening van de nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar;
d. de kosten van executele, met inbegrip van het loon van de executeur;
e. de schulden uit belastingen die ter zake van het openvallen der nalatenschap worden geheven, voor zover zij op de erfgenamen komen te rusten;
f. de schulden die ontstaan door toepassing van afdeling 2 van titel 3;
g. de schulden ter zake van legitieme porties waarop krachtens artikel 80 aanspraak wordt gemaakt;
h. de schulden uit legaten welke op een of meer erfgenamen rusten;
i. de schulden uit giften en andere handelingen die ingevolge artikel 126 worden aangemerkt als legaten.
Zoals uit deze opsomming blijkt, vallen dus ook schulden die met de dood van erflater ontstaan (en zelfs erna) onder het begrip ‘schulden der nalatenschap’.
Nu kan het zijn dat er sprake is van een negatieve nalatenschap. Als de erfgenamen de nalatenschap niet zuiver aanvaarden, dan zijn zij niet aansprakelijk voor het tekort. De schulden zullen dan in een bepaalde volgorde voldaan moeten worden. Men noemt dit de vereffening van de nalatenschap. Dit is vergelijkbaar met de situatie die ontstaat als er sprake is van een faillissement. Ook dan bepaalt de wet de rangorde waarin schuldeisers voldaan moeten worden. Als het gaat om een negatieve nalatenschap bepaalt de wet de volgende rangorde:
Bij de voldoening van de schulden ten laste van de nalatenschap worden achtereenvolgens met voorrang voldaan:
1°. de schulden , bedoeld in lid 1 onder a tot en met e;
2°. de schulden , bedoeld in lid 1 onder f;
3°. de schulden , bedoeld in lid 1 onder g.
Ontbreken schulden als bedoeld in lid 1 onder f, dan worden eerst de schulden , bedoeld in lid 1 onder a tot en met c, en vervolgens de schulden , bedoeld in lid 1 onder d, e en g, met voorrang voldaan.
Andere wettelijke bepalingen zorgen er echter voor dat er in de eerste groep ook nog van een rangorde sprake kan zijn. Een schuldeiser die bijvoorbeeld een retentierecht uitoefent, concurreert niet met de andere schuldeisers. Daarnaast zijn de kosten van lijkbezorging van hogere orde dan de andere schulden in die groep.
Verder wordt door deze rangorde bepaald dat schulden uit legaten de laatsten in de rij zijn. Als voorts een onterfd kind aanspraak maakt op de legitieme portie, dan is zijn aanspraak een schuld van de nalatenschap. Deze schuld komt in rangorde echter na een aanspraak van bijvoorbeeld de echtgenoot op voortgezet gebruik van de woning en de inboedel. Het onterfde kind kan in dit geval dus voor voldoening van zijn legitieme portie geen verhaal nemen op de woning en inboedel.
Het is goed om te beseffen dat het begrip ‘schulden van de nalatenschap’ en de rangorde waarin schulden voldaan moeten worden een studie op zichzelf rechtvaardigt. Met bovenstaande is slechts de wettekst weergegeven met een uitermate korte toelichting. Hiermee is het belang van het begrip ‘schulden van de nalatenschap’ en de doorwerking er van op diverse aspecten van het erfrecht nog (lang) niet gegeven.
Het maken van afspraken over de nalatenschap voor overlijden
Het is mogelijk dat voor het overlijden van erflater er afspraken zijn gemaakt tussen hem en een persoon die voordeel kan genieten uit de nalatenschap van erflater. Zo kan het zijn dat tussen erflater en een persoon is overeengekomen dat die persoon de nalatenschap alleen zuiver mag aanvaarden (en dus niet beneficiair). Ook kan het zijn dat tussen een persoon en erflater afgesproken is dat erflater vanaf een bepaald moment zijn testament niet meer zal herroepen. De wet bepaalt echter dat zulke afspraken nietig zijn. Dat wil zeggen dat de afspraken in strijd met de wet zijn en dus geen gevolgen hebben. Je kan dan ook geen beroep doen op zo’n afspraak. De wet bepaalt dat alle afspraken die gemaakt worden voor het overlijden nietig zijn als die afspraken een persoon belemmeren in zijn vrijheid om bevoegdheden uit te oefenen die hem op grond van het erfrecht toekomen.
Ook is het niet toegestaan om afspraken te maken over de gehele nalatenschap of een evenredig deel daarvan, welke afspraken pas zullen gelden na het overlijden van erflater (overeenkomst met werking na dode). Wat mag dan wel? Het is mogelijk om afspraken te maken over bepaalde goederen van erflater. Gedacht kan dan worden aan verblijvingsbedingen, overnemingsbedingen en toescheidingsbedingen (met spreekt in bepaalde gevallen ook wel over quasi-legaten).
Volgens de wetgever zou het ook mogelijk moeten zijn dat je tijdens het leven van erflater reeds zijn goederen als toekomstig erfgenaam verkoopt aan een derde met de bedoeling die goederen pas na het overlijden van erflater te leveren. Uiteraard is het sluiten van een dergelijke overeenkomst uitermate risicovol. Wat doe je bijvoorbeeld als erflater zijn testament herroept en je daarin niet als erfgenaam wordt benoemd. Je kunt dan je overeenkomst met de derde niet meer nakomen, waardoor je jegens die derde schadeplichtig wordt.
Voor het doen van een schenking door erflater tijdens zijn leven, welke schenking eerst pas na zijn overlijden zal worden uitgekeerd (schenking na dode) is een aparte regeling in de wet opgenomen.