Beroep of cassatie tegen beschikking op verzet?

In een eerder artikel schreef ik over de rechtsmiddelen die openstaan tegen een beschikking van de kantonrechter op verzet tegen een door de vereffenaar neergelegde rekening en verantwoording en uitdelingslijst. In dat artikel werd aangegeven dat tegen zo’n beschikking van de kantonrechter slechts cassatieberoep bij de Hoge Raad openstaat en dat dit beroep binnen 8 dagen ingesteld dient te worden.

Het is echter nodig om, gezien een recente uitspraak van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:1311), een aanvulling te schrijven op dat artikel. Om te bepalen welke rechtsmiddelen openstaan, zal namelijk vastgesteld moeten worden of er sprake is een negatieve nalatenschap óf een positieve nalatenschap.

Negatieve nalatenschap

Als er sprake is van een negatieve nalatenschap, dan kan binnen 1 maand na neerlegging van de rekening en verantwoording en de uitdelingslijst door de vereffenaar, verzet worden ingesteld bij de kantonrechter. Dit volgt uit art. 4:218 lid 3 BW. Als de kantonrechter vervolgens een beschikking wijst naar aanleiding van dat verzet, dan kan binnen 8 dagen cassatieberoep worden ingesteld bij de Hoge Raad.

Positieve nalatenschap

Maar het kan natuurlijk ook zijn dat de nalatenschap positief is. De vereffenaar zal dan – na voldoening van alle schuldeisers – de resterende goederen moeten afgeven aan de erfgenamen (art. 4:226 lid 1 BW).

Art. 4:221 lid 2 BW bepaalt in dat kader het volgende: “Een door de rechter benoemde vereffenaar behoeft een rekening en verantwoording en een uitdelingslijst niet neer te leggen, wanneer alle hem voor de afloop van de in artikel 218, eerste lid, bedoelde termijn bekend geworden schulden ten volle worden voldaan (…).

En het volgende lid bepaalt dan: “Wordt de rekening en verantwoording niet neergelegd, dan geschiedt zij aan hen die een recht op het overschot hebben, op de wijze als voor bewindvoerders is bepaald.

Hoe werkt dat dan? Het afleggen van rekening en verantwoording zoals voor bewindvoerders is bepaald is geregeld in art. 4:161 BW. Dit artikel bepaalt dan weer dat van overeenkomstige toepassing zijn de paragrafen 10 en 11 van afdeling 6 van titel 14 van Boek 1 BW betreffende de bewindvoering door een voogd. Dit brengt met zich mee dat ook van toepassing is art. 1:374 BW. Dit artikel bepaalt het volgende: “Bedoelde rekening en verantwoording wordt afgelegd ten overstaan van de kantonrechter, binnen wiens rechtsgebied de voogd wiens bewind eindigt woonplaats heeft. Geschillen, die bij de aflegging van de rekening en verantwoording mochten rijzen, beslist de kantonrechter. (…).

Als de vereffenaar bij een positieve nalatenschap rekening en verantwoording aflegt dan kan dus bij een geschil daarover, de kantonrechter over dat geschil uitspraak doen, zulks op grond art. 1:374 lid 2 BW. Als de kantonrechter vervolgens in zo’n geschil een beschikking wijst, dan kan daartegen binnen 3 maanden hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof (art. 358 Rv in verbinding met art. 261 Rv).

Meer weten? Neem contact met ons op!