Het testament

De totstandkoming van een testament

Een testament wordt gemaakt bij notariële akte of bij onderhandse akte (depot-testament) die bij een notaris in bewaring wordt gegeven. In bepaalde uitzonderlijke omstandigheden kan een noodtestament worden gemaakt.

Een depot-testament kan alleen worden gemaakt door een persoon die ook zijn uiterste wil kan lezen. De persoon moet kunnen lezen en begrijpen wat er staat. Een depot-testament moet ook zijn ondertekend door erflater. Het depot-testament kan zowel door de persoon zelf zijn geschreven (holograaf) als door een ander (allograaf). Een depot-testament moet aan een notaris in bewaring worden gegeven omdat het depot-testament anders niet geldig is. Het depot-testament kan zowel open als gesloten in bewaring worden gegeven bij de notaris. Bij een gesloten depot-testament kan door de persoon worden bepaald dat deze alleen geopend mag worden indien bepaalde door hem genoemde voorwaarden op de dag van zijn overlijden zijn vervuld. Door teruggave van het depot-testament door de notaris aan erflater, wordt het depot-testament herroepen.

Als iemand de geldigheid van een depot-testament bestrijdt omdat erflater de wil niet eigenhandig zou hebben ondertekend of zou hebben geschreven, dan rust de bewijslast daarvan op die persoon.

Handelingsbekwamen en minderjaren vanaf 16 jaar kunnen een testament maken. Iemand die wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele staat, kan echter slechts met toestemming van de Kantonrechter een testament maken. De Kantonrechter zal beoordelen of de persoon voldoende in staat is om zijn wil te bepalen. De Kantonrechter zal de inhoud van het beoogde testament bij zijn oordeelsvorming betrekken.

De bekwaamheid van erflater wordt beoordeeld naar de staat waarin hij zich bevond op het ogenblik dat het testament werd gemaakt.

De bekwaamheid tot het maken van een testament kan ontbreken indien er sprake is van een geestelijke stoornis. Het gaat er dan niet alleen om of op het moment van het maken van het testament de stoornis aanwezig was, maar ook dat als gevolg van de stoornis de wil van erflater niet overeenstemde met dat wat in het testament staat. Er moet dus een causaal verband bestaan tussen de stoornis en het niet kunnen bepalen van de wil. Onder stoornis kunnen alle vormen van geestesstoornis worden verstaan zoals zwakzinnigheid, hypnose en hevige emotie. Het causaal verband wordt onweerlegbaar vermoed aanwezig te zijn geweest als de stoornis een redelijke waardering van de bij de behandeling betrokken belangen belette. Evenzo wordt het causaal verband onweerlegbaar vermoed als het testament is opgemaakt onder invloed van de stoornis.

Degene die zich beroept op het ontbreken van verstandelijke vermogens bij erflater op het moment dat het testament werd gemaakt, zal het bewijs daarvan moeten leveren. Voor de nietigheid van een testament moet dus bewezen worden dat erflater niet of onvoldoende begreep wat hij deed en het vermogen miste zijn wil – zoals neergelegd in het testament – te bepalen en te verklaren.

Een testament kan niet vernietigd worden op grond dat zij door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.

Een testament dat gemaakt is onder invloed van dwaling (een onjuiste beweegreden) is alleen vernietigbaar als door erflater die beweegreden in het testament is aangeduid en hij het testament niet zou hebben gemaakt als hij van de onjuistheid van die beweegreden op de hoogte was geweest. Als geen beweegreden in het testament is opgenomen, kan geen sprake zijn van dwaling. Wel kan het zijn dat het testament nader uitgelegd moet worden.

Een testament kan ook niet op grond van bedreiging, bedrog of een onjuiste beweegreden worden vernietigd als erflater, nadat de invloed van de bedreiging niet meer aanwezig was of nadat hij het bedrog of de onjuistheid van de beweegreden ontdekt heeft, het testament bevestigd heeft.

Onjuistheden en onduidelijkheden in een testament

Het kan voorkomen dat een testament op bepaalde onderdelen onduidelijk is of dat er bepaalde gebeurtenissen na het maken van het testament zich hebben voorgedaan waardoor in het testament van onjuiste feiten is uitgegaan. Een testament moet dan worden uitgelegd of worden aangevuld.

Aan het uitleggen van een testament wordt overigens pas toegekomen als de tekst van het testament onduidelijk is.

Bij de uitlegging van een testament dient te worden gelet op de verhoudingen die erflater kennelijk wenste te regelen, en op de omstandigheden waaronder de uiterste wil is gemaakt. Daden of verklaringen van erflater die niet in het testament zijn vastgelegd mogen alleen dan voor de uitlegging van het testament worden gebruikt, als het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft.

Als erflater zich klaarblijkelijk in het testament in de aanduiding van een persoon of een goed heeft vergist, wordt het testament naar de bedoeling van erflater ten uitvoer gebracht, indien deze bedoeling ondubbelzinnig met behulp van het testament of met andere gegevens kan worden vastgesteld.

Als de uitvoering van het testament blijvend onmogelijk is, anders dan als gevolg van een na het overlijden van erflater ingetreden omstandigheid, vervalt de niet uit te voeren beschikking, zonder dat een andere beschikking daarvoor in de plaats mag worden gesteld. Soms wordt hier in de wet zelf een uitzondering op gemaakt. Bijvoorbeeld voor de situatie dat door erflater een goed behorend tot de huwelijksgoederengemeenschap is gelegateerd, terwijl dat goed bij de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap aan de andere echtgenoot is toebedeeld. De erfgenamen zullen dan de waarde van het gelegateerde goed moeten uitkeren.

Een beschikking in een testament komt niet te vervallen als uit de beschikking is af te leiden dat erflater een andere beschikking zou hebben gemaakt, wanneer hem de onmogelijkheid van zijn beschikking bekend zou zijn geweest.

Als er bij testament meerdere erfgenamen zijn benoemd, terwijl bij het openvallen van de nalatenschap een van die erfgenamen reeds was overleden, wordt zijn erfdeel naar evenredigheid verdeeld onder de andere erfgenamen. Erflater kan echter ook bij testament bepalen dat er plaatsvervulling zal plaatsvinden. Ook voor het geval sprake is van verwerping of van onwaardigheid kan op grond van het testament plaatsvervulling plaatsvinden.

Een beschikking in een testament ten voordele van degene met wie erflater op het tijdstip van het maken van het testament gehuwd was of reeds trouwbeloften gewisseld had, vervalt door een daarna ingetreden echtscheiding, tenzij uit het testament het tegendeel is af te leiden. Dit kan in sommige gevallen ook analoog worden toegepast met betrekking tot de familie van de ex-echtgenote of in het geval bij verbreking van samenleving.

Voogden, artsen en notarissen (uitgesloten personen)

Een erflater kan niet bij testament zijn voogd bevoordelen. Deze onmogelijkheid is echter niet van toepassing als de (groot)vader en (groot)moeder van erflater voogd zijn over erflater.

De beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg, die iemand gedurende de ziekte waaraan hij is overleden, bijstand hebben verleend, alsmede de geestelijk verzorgers die hem gedurende die ziekte hebben bijgestaan, kunnen geen voordeel trekken uit het testament van erflater dat tijdens de behandeling of de bijstand is gemaakt. Het gaat in deze om BIG geregistreerde zorgverleners, dus om artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen. Ook kan degene die een voor de verzorging of verpleging van bejaarden of geestelijk gestoorden bestemde instelling exploiteert of die daarvan de leiding heeft of daarin werkzaam is, geen voordeel trekken uit het testament van erflater als dat testament gedurende het verblijf van erflater in die instelling ten gunste van die persoon is gemaakt.

Beroepsbeoefenaren op het gebied van de individuele gezondheidszorg en geestelijk verzorgers kunnen wel voordeel genieten uit het testament van erflater als het gaat om een legaat ter vergoeding van bewezen diensten. De omvang van het legaat moet dan echter wel in overeenstemming zijn met de gegoedheid van erflater en met de verrichte diensten. Als het gaat om bloed- of aanverwanten tot de vierde graad of om de echtgenoot van erflater kan evenzo gewoon voordeel worden genoten uit het testament van erflater.

De notaris die een testament heeft verleden kan niet bij dat testament worden bevoordeeld. Een notaris kan wel voordeel genieten uit een gesloten depot-testament.

Ook tussenbeide komende personen (zogenaamde stromannen) kunnen geen voordeel genieten uit een testament van erflater. Dus ook de echtgenoot, vriend of kennis van bijvoorbeeld een arts kan in beginsel geen voordeel genieten uit het testament van erflater als de arts dat zelf ook niet kan. Voor wat betreft de vader, de moeder, de kinderen en de echtgenoot van de uitgesloten persoon geldt een onweerlegbaar vermoeden dat zij als tussenbeide komende persoon optreden.

Het codicil

Een codicil is een door erflater met de hand geschreven onderhands (niet geregistreerd) stuk, dat is gedagtekend. Bij codicil kan erflater beperkt beschikken over zijn nalatenschap. Het gaat dan om het maken van legaten van kleren, lijfstoebehoren en bepaalde lijfsieraden en het maken van legaten van bepaalde tot de inboedel behorende zaken en bepaalde boeken. Erflater zal moeten specificeren om welke lijfsieraden en om welke tot de inboedel behorende zaken en boeken het gaat. Erflater kan tevens bij codicil bepalen dat voornoemde goederen niet in de (ontbonden) huwelijksgoederengemeenschap vallen.

In een codicil kan ook door erflater beschreven worden op welke wijze de begrafenis of crematie zou moeten plaatsvinden en of de organen voor orgaandonatie gebruikt mogen worden. Ook kan erflater bij codicil een persoon aanwijzen die bepaalde auteursrechten mag behartigen zoals het recht zich te verzetten tegen openbaarmaking van een werk zonder vermelding van de naam van erflater.

Testamenten onder het oude erfrecht

Per 1 januari 2003 is het nieuwe erfrecht in werking getreden. In het nieuwe erfrecht vormt de wettelijke verdeling de kern van het versterferfrecht. De wettelijke verdeling is min of meer gebaseerd op de daarvoor bestaande praktijk van de ouderlijke boedelverdeling. Deze praktijk hield in dat erflater alle tot zijn nalatenschap behorende goederen bij testament toedeelde aan zijn echtgenoot, terwijl aan de kinderen een vordering op de echtgenoot werd toebedeeld die veelal eerst opeisbaar werd bij het overlijden van die echtgenoot. Er wordt ook wel gesproken over het zogenaamde ‘langstlevende testament’. De niet-opeisbaarheid van de vorderingen van de kinderen werd in het testament (mede) gegrond op de wens van erflater om de echtgenoot zo goed mogelijk verzorgd achter te laten en daarmee te voldoen aan een dringende verplichting van moraal en fatsoen (natuurlijke verbintenis). Door een legitimaris diende een niet-opeisbaarheidsclausule te worden getolereerd voor zover inderdaad sprake was van voldoening aan een natuurlijke verbintenis.

Naast het veel gebruikte langstlevende testament werd voor 2003 ook gebruik gemaakt van het zogenaamde ‘vruchtgebruik testament’. De essentie van het vruchtgebruik testament is dat de vruchtgebruiker (de langstlevende echtgenoot) het recht heeft op het gebruik van bepaalde goederen, maar dat de eigendom van die goederen toebehoort aan de erfgenamen (veelal de kinderen).

Als een testament dateert van voor de inwerkingtreding van het nieuwe erfrecht, geldt dat testament. Wat onder het oude recht geldig was, wordt door het nieuwe recht geëerbiedigd.