Een erfgenaam die een nalatenschap zuiver aanvaard loopt het risico dat de schulden hoger zijn dan de opbrengsten, zodat hij moet betalen in plaats van te ontvangen. Het wil nog wel eens voorkomen dat een erfgenaam die een nalatenschap zuiver heeft aanvaard, daar achteraf spijt van krijgt.
In beginsel is een keuze voor zuivere aanvaarding onherroepelijk. De erfgenaam kan dus na zuivere aanvaarding niet meer alsnog beneficiair aanvaarden. Er zijn echter uitzonderingen. Een van die uitzonderingen is de volgende:
“Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding bekend wordt met een uiterste wil, volgens welke de legaten en lasten die hij moet voldoen, tot een geringer bedrag uit zijn erfdeel kunnen worden bestreden dan zonder die uiterste wil het geval zou zijn geweest, wordt, indien hij binnen drie maanden na die ontdekking het verzoek daartoe doet, door de kantonrechter gemachtigd om alsnog beneficiair te aanvaarden. Nochtans komen de schulden der nalatenschap met uitzondering van de hem tevoren niet bekende legaten, alsmede de hem tevoren reeds bekende lasten, ten laste van zijn gehele vermogen voor zover hij deze ook zonder die uiterste wil niet uit zijn erfdeel had kunnen bestrijden.”
In een zaak bij de kantonrechter van de rechtbank Limburg speelde met betrekking tot voornoemde uitzondering het volgende.
Vader en moeder hebben vier kinderen. Eerst komt vader te overlijden en daarna moeder. In het testament van moeder zijn twee kinderen tot erfgenaam benoemd. De andere twee zijn onterfd. De nalatenschap wordt door de twee erfgenamen zuiver aanvaard. De gedachte was kennelijk eenvoudig: moeder heeft nog wat spulletjes en alle rekeningen zijn betaald. De erfgenamen gingen er dus vanuit dat de nalatenschap positief zou zijn.
Na de zuivere aanvaarding komt echter het testament van vader op tafel (die al eerder was overleden). In het testament van vader zijn alle vier de kinderen tot erfgenaam benoemd. Omdat de wettelijke verdeling van toepassing was verklaard en dus de erfdelen niet direct opeisbaar waren, vormen die erfdelen een schuld in de nalatenschap van moeder. Dus moeder had wel degelijk schulden.
Moeder had echter de nalatenschap van vader grotendeels verteerd (waartoe zij het volste recht had), waardoor de nalatenschap van moeder negatief is. Moeder had immers aan alle kinderen nog een schuld wegens het vooroverlijden van vader. De twee erfgenamen van moeder zijn nu gehouden die schulden te voldoen, zonodig uit hun privévermogen. De nalatenschap van moeder was immers zuiver door hen aanvaard. Het gevolg is dan deze twee erfgenamen zelf niets krijgen, maar hun onterfde broers/zussen moeten betalen.
De twee erfgenamen hadden deze zure appel kunnen voorkomen door de nalatenschap van moeder beneficiair te aanvaarden in plaats van deze zuiver te aanvaarden. Een van de twee erfgenamen verzoekt echter aan de kantonrechter om de nalatenschap alsnog beneficiair te mogen aanvaarden, waarbij zij een beroep doet op voornoemde uitzondering die de wet geeft.
Maar kan de kantonrechter het verzoek van deze erfgenaam toewijzen? Voornoemde uitzondering in de wet gaat over het bekend worden met een nadelige uiterste wil na zuivere aanvaarding. Bedoeld wordt dan de uiterste wil van erflater, in dit geval moeder. In beginsel is er dan ook geen grond voor de kantonrechter om het verzoek van de erfgenaam toe te wijzen. De erfgenaam is immers niet bekend geworden met een nadelig testament van moeder na zuivere aanvaarding. Hoogstens is zij slechts na zuivere aanvaarding bekend geworden met het nadelig testament van vader en de gevolgen daarvan.
De erfgenaam heeft echter nog een pijl op haar boog. Zij verwijst namelijk naar een eerdere uitspraak van een kantonrechter van de rechtbank Limburg. Het betreft dan een vergelijkbare zaak. De kantonrechter vond ook in die zaak dat geen sprake was van het bekend worden met een nadelige wil na zuivere aanvaarding. Omdat echter erfgenamen zich ten opzichte van elkaar naar redelijkheid en billijkheid dienen te gedragen en omdat wettelijke regels gepasseerd kunnen worden met een beroep op de redelijkheid en billijkheid, oordeelde de kantonrechter dat in de desbetreffende situatie de zuiver aanvaard hebbende erfgenamen alsnog de nalatenschap beneficiair mochten aanvaarden. De kantonrechter motiveerde dit onder meer door er op te wijzen dat zowel vader als moeder beoogd hadden dat alle kinderen gelijkelijk bedeeld zouden worden.
Leidde deze eerdere uitspraak ook tot toewijzing van het verzoek in de zaak die hierboven werd uitgewerkt? Helaas niet. De kantonrechter vond in die zaak dat een beroep op de redelijkheid en billijkheid niet kon slagen, omdat hij de aangevoerde onredelijkheid in dat geval van te weinig gewicht vond.
Niettemin is er kennelijk meer ruimte om na zuivere aanvaarding alsnog een nalatenschap beneficiair te aanvaarden dan op het eerste gezicht lijkt. Redelijkheid en billijkheid kunnen kennelijk volgens de kantonrechter van de rechtbank Limburg een rol spelen in deze. Mij lijkt dan ook dat in zo’n geval aansluiting gezocht kan worden bij het uitleggen van testamenten en de bedoeling van erflater.
Genoemde uitspraken zijn hier en hier te lezen.
Meer informatie over aanvaarding en verwerping van een nalatenschap is hier te vinden.