Pleidooi behoud legitieme portie – Besluit onterven

In een serie artikelen over het bestaansrecht van de legitieme portie ga ik dieper in op argumenten die pleiten voor het behouden van de legitieme portie in het erfrecht. In dit deel ga ik dieper in op het besluit van een testeerder om zijn kind te onterven.

Onterfen hoe onstaat zo’n situatie?

In deel 1 van deze serie artikelen legitime portie schreef ik: “ Er zijn denk ik maar weinig (ik denk zelfs geen) ouders die bij de geboorte van een kind denken: ‘dit kind ga ik onterven’. Een onterving vindt vrijwel altijd haar oorzaak in gebeurtenissen die na de geboorte van het kind plaatsvinden.” De werkelijkheid is ook dat er in mijn dossierkast op kantoor tal van dossiers liggen waarin sprake is van onterfde kinderen. Ik concludeer dan ook dat het leven een weerbarstige onderneming is en dat lang niet iedereen komt tot een goed en mooi levensverhaal. Maar hoe kan het dat een ouder op een bepaald moment besluit zijn kind te onterven?

De zoektocht naar antwoorden over legitieme portie

Op mijn zoektocht naar antwoorden over legitieme portie stuitte ik op het denken van Paul Ricœur en het door hem gebruikte begrip ‘narratieve identiteit’[1]. Ricœur is niet de eerste filosoof die schreef over de narratieve identiteit. Maar hij is wel degene die als eerste een verband legde tussen het (levens)verhaal van een mens en de vorming van diens identiteit.[2]

Ricœur wijst er op dat aan een veelheid van gebeurtenissen in ons leven geen bewuste keuze of beslissing van onszelf vooraf gaat. We kiezen niet de plaats en de tijd van onze geboorte. We hebben geen invloed op het milieu waarin we opgroeien noch op ons karakter, onze genetische aanleg en onze opvattingen van de wereld, althans is onze invloed daarop zeer gering. Een belangrijk deel van wat we tegenkomen op onze levensweg, overkomt ons buiten onze intenties en keuzes om. Denk aan het krijgen van een hersenbloeding of het ‘toevallig’ ontmoeten van iemand die in je leven van betekenis zal gaan zijn. Aan dergelijke gebeurtenissen gaan geen bewuste keuzes vooraf.

We doen gedurende ons leven allerlei ervaringen op. We horen mensen om ons heen allerlei dingen zeggen en zien mensen van alles doen. We interpreteren al die gebeurtenissen en geven er vervolgens een betekenis aan. En al die opvolgende betekenissen vormen uiteindelijk een levensverhaal. Het verhaal vertelt hoe we de wereld om ons heen ervaren en wat onze plaats daarin is. Tekenend daarbij is dat er hele kleine gebeurtenissen kunnen plaatsvinden (zoals het waarnemen van een gebaar, het horen van woorden die worden uitgesproken) die buiten onze wil om gebeuren, doch die bepalend kunnen zijn voor het levensverhaal dat we vertellen. Couperus schrijft het in één van zijn boeken als volgt: “Strooide het Lot op het pad dergenen, die bewierookten als een godheid, die het dienden met een eredienst, niet zulke oneindig-kleine gebeurtenisjes, als weldaden die men moest gebruiken: schakeltjes, die – het Lot wilde het zo – men zelf voegen zou aan de ketting? Gaf het Lot zelf niet zo de illusie van een eigen wil, een zweem van waarheid aan de leugen, dat men door zichzelf – energie – iets kan wijzigen aan de loop der omstandigheden?[3] Een onverwachte, onbedoelde en in feite onbeduidende gebeurtenis kan soms leiden tot verstrekkende gevolgen.

Legitieme portie: een gevolg van onze keuzes en handelen

Onze keuzes en ons handelen is dus een gevolg van een reeks aan gebeurtenissen (waarvan we er slechts een aantal herinneren en in onze besluitvorming betrekken). Daarbij komt dat ons handelen wordt gekenmerkt door meerduidigheid. De Mul schrijft hierover het volgende: “Niet alleen teksten, maar ook handelingen worden vaak gekenmerkt door meerduidigheid. Zeker in geval we te maken hebben met conflictsituaties worden de gebeurtenissen vaak heel verschillend uitgelegd. Ook hier ontstaan voortdurend tegenstrijdige interpretaties die in laatste instantie onbeslisbaar zijn. Evenmin als er zich een betekenis an sich ‘achter’ de tekst bevindt, ligt er een ultieme betekenis of motivatie achter ons handelen. De waarheid bestaat ook niet eenvoudig uit een optelsom van de afzonderlijke interpretaties. Vaak zijn ze incompatibel en kunnen we ze niet gelijktijdig denken.”[4]

Als ik in de behandeling van een zaak van de legitieme portie soms doorvraag naar de reden van een bepaalde beslissing, dan wil het wel eens gebeuren dat men refereert aan iets dat de ander heeft gezegd of gedaan. Dat ene dat is gezegd of is gedaan wordt dan vervolgens heel groot gemaakt en bepalend gemaakt voor het (levens)verhaal dat men vertelt en de beslissingen die men vervolgens neemt. Feit is echter dat in veel gevallen er veel meer is gezegd of gedaan dan men zich herinnert. Dat geldt temeer als een en ander lang geleden heeft plaatsgevonden. Het (levens)verhaal is dan ook geen objectief verslag van al hetgeen is voorgevallen. Het geeft daarentegen aan hoe men betekenis geeft aan het gebeurde. Dat brengt met zich dat men er net zo goed een andere betekenis aan had hunnen geven.

Maar wat doen we eigenlijk als we ons levensverhaal vertellen? In feite construeren we een plot. We vertellen een verhaal over de ervaringen die we hebben opgedaan. Met het verhaal leggen we uit wat wij hebben gevoeld en gedacht ‘bij de dingen’. Het verhaal vertelt hoe wij hebben geleefd en welke betekenis de wereld voor ons heeft. Mensen kijken bijvoorbeeld na genezing van een levensbedreigende ziekte opeens anders naar de wereld. Aan het ziekbed wordt dan de betekenis toegekend dat het de ‘ogen heeft geopend’.

Wij vormen onze identiteit aan de hand van het levensverhaal dat wij onszelf vertellen. ‘In de verhalen die wij over ons leven aan onszelf en aan anderen vertellen articuleren we ons zelf en het is zelfs eerst in onze identificatie met deze verhalen dat onze identiteit tot stand komt.[5] Een beetje de kort door de bocht misschien, maar we bepalen dus zelf wie we willen zijn aan de hand van het verhaal dat we onszelf vertellen.

Paul Ricœur wijst erop dat we het levensverhaal reconstrueren. Eerst maken we dingen mee en vervolgens gaan we aan de gebeurtenissen een betekenis geven die past in het levensverhaal dat we onszelf en anderen vertellen. En als er nieuwe gebeurtenissen plaatsvinden, dan kost het de mens weinig moeite om zijn levensverhaal aan te passen, zulks zodat het een geheel consistent verhaal blijft. Wie herkent het niet dat hij naar aanleiding van nieuwe ervaringen eerdere gebeurtenissen in zijn leven in een ander licht is gaan zien? Ook kost het de mens niet veel moeite om bepaalde gebeurtenissen wel in herinnering te houden en andere totaal te negeren en te vergeten, zulks uitsluitend om het levensverhaal sluitend te houden. Het komt voor dat men gebeurtenissen waaraan men eerst positieve herinneringen had, op een later moment – door nieuwe gebeurtenissen – negatief gaat bezien. Zo kan het in een rechtszaak voorkomen dat het ene kind over dezelfde gebeurtenissen een geheel ander verhaal vertelt dan het andere kind.

Het belang van de plot voor identiteit kan geïllustreerd worden door te kijken naar wat er gebeurt in de psychoanalyse. In de psychoanalyse staat het verhaal centraal. Tijdens de psychoanalytische behandeling is het de bedoeling dat de patiënt een nieuw verhaal over zijn ervaringen leert te vertellen, een verhaal met een ander plot. Dit andere plot maakt traumatische ervaringen tot incidenten ontdaan van hun traumatische impact. Ricoeur stelt dat in de psychoanalyse fragmenten van geleefde verhalen, dromen, primitieve taferelen, periodes van conflict en andere stukken uit het leven worden opgenomen in een meer draagbaar en begrijpelijk verhaal, dat een persoonlijke identiteit opbouwt. Karen Blixen schrijft ergens: “Alle smarten zijn te dragen wanneer men ze verwerkt in een verhaal of er een verhaal van maakt.[6]

Legitieme portie en rechtvaardigheid

Wat wil ik met dit alles nu zeggen? Een testateur die zijn kind onterfd kan met allerlei redenen komen ter rechtvaardiging van zijn beslissing. Je hoort de testateur het al zeggen: ‘hij heeft al dertig jaar geen contact met mij opgenomen’ of ‘hij heeft mij onrecht aangedaan’ of ‘hij heeft al genoeg gehad’ etc. Maar dit alles zegt misschien niet zoveel over de daadwerkelijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden, maar veeleer over het verhaal dat de testateur zichzelf verteld. Ik wees er al op dat de mens gebeurtenissen in zijn levens telkens opnieuw waardeert en er zonodig een gewijzigde betekenis aan geeft, alsook dat de mens er geen moeite mee heeft om (onbewust) andere gebeurtenissen zich niet te herinneren. Het verhaal dat de testateur zichzelf vertelt is daarom niet persé in overeenstemming met de gebeurtenissen die werkelijk hebben plaatsgebonden. En doordat ieder mens zijn eigen levensverhaal (re)construeert, komt het nogal eens voor dat het verhaal van de testateur behoorlijk verschilt met het verhaal van het onterfde kind.

Het feit dat we onze beslissingen veeleer baseren op ons verhaal en niet zozeer op hetgeen daadwerkelijk feitelijk aan de hand is, maakt dat onze beslissingen minder rationeel zijn dan we denken. De testateur die die zijn kind onterfd zit ‘gevangen’ in zijn eigen verhaal. Het is niet zo dat de testateur een verwijt gemaakt wordt dat hij dit verhaal vertelt, maar wel meen ik dat hij ook de mogelijkheid had om een ander verhaal te vertellen, een positiever, liefdevoller verhaal. Ik meen dat we ertoe geroepen zijn om positieve verhalen te vertellen. Mede indachtig wat ik in deel 1 van deze serie schreef, meen ik dan ook dat de wetgever te negatieve verhalen moet corrigeren. Een verhaal dat de conclusie heeft dat een kind wordt onterfd is mijn inziens een verhaal dat te negatief is en enigszins correctie behoeft.

Al het voorgaande komt terug in de navolgende quote van de filosoof S.A. Kierkegaard waar ik dit deel mee afsluit.[7] “Als het gaat om een woord van een ander, een daad of een denkwijze, dan is jouw interpretatie, jouw verklaring, een keus. Maar als het een keus is, dan staat het voortdurend in mijn macht om, als ik liefdevol ben, de meest milde verklaring te kiezen.

Auteur: mr. A.C. de Bakker


[1] Paul Ricœur (1913-2005) is een Franse filosoof die bekendheid heeft gekregen met zijn werken over de vrije wil en de mens als een verhalend wezen.
[2] Bij het bestuderen van de filosofie van Paul Ricœur las ik vooral secundaire/beschouwende bronnen zoals: Koen Boey, Gezichten van de mens bij Paul Ricoeur, Antwerpen/Apeldoorn 2008 en Jos de Mul, Het verhalende zelf. Over persoonlijke en narratieve identiteit, Rotterdamse Filosofische Studies, 2000, 201-215.
[3] Louis Couperus, Noodlot, De grootste werken van Louis Couperus II, Company of Books, 2004.
[4] Jos de Mul, De domesticatie van het noodlot, Rotterdam 2014.
[5] De Mul, zie noot 2.
[6] Zie ook Hans Achterhuis, Ik wil begrijpen, de onbekende Hannah Arendt, hoofdstuk 5 (Zin in verhalen).
[7] S.A. Kierkegaard (1813-1855) was een Deense filosoof en wordt gezien als de grondlegger van de existentiefilosofie waarin iedere persoon wordt gezien als een uniek wezen dat verantwoordelijk is voor zijn eigen daden en zijn eigen lot.

Lees ook:
Deel 1: Is wetgeving volgend of corrigerend?
Deel 2: De fundamentele band tussen ouder en kind
Deel 3: Eigendomsrecht of eigendomsplicht?