Pleidooi behoud van de legitieme portie – deel 1: Is wetgeving volgend of corrigerend?

Moet de legitieme portie worden afgeschaft? In het in december 2020 gepubliceerde rapport van het Centrum voor Notarieel Recht van de Radboud Universiteit over de legitieme portie komt men tot de aanbeveling om de ‘klassieke’ legitieme portie af te schaffen. Ten grondslag aan deze aanbeveling ligt een geconstateerde afname van het maatschappelijk draagvlak voor de instandhouding van de legitieme portie.

Het rapport geeft echter geen antwoord op de vraag waarom mensen ervoor kiezen om hun kinderen te onterven. Evenmin wordt er een verklaring gegeven voor het feit dat het aantal ontervingen in de praktijk toeneemt. Bij het beantwoorden van de vraag of de legitieme portie moet worden afgeschaft, zijn dat echter wel relevante vragen. Ook is het goed om eens wat dieper na te denken over testeervrijheid in verhouding tot eigendomsrecht en individualiteit. Is een ongelimiteerde testeervrijheid eigenlijk wel goed te rechtvaardigen? En hoe komen mensen nu tot de beslissing om een kind te onterven en waarom zou een wettelijke correctie op een dergelijke beslissing niet mogelijk moeten zijn?

Als we de parlementaire discussie over de legitieme portie in de jaren ’90 lezen, dan zien we dat er nadruk wordt gelegd op de plicht die ouders hebben tegenover hun kinderen en dat de legitieme portie ertoe dient het familievermogen in stand te gehouden en dat de legitieme portie beantwoordt aan een zeker rechtsbewustzijn. Maar om wat voor plicht hebben we het dan? En wat is dat dan voor een rechtsbewustzijn?

In een aantal artikelen wil ik de discussie over het al dan niet afschaffen van de legitieme portie vanuit diverse invalshoeken belichten en uitdiepen. Vanuit de samenhang van deze artikelen pleit ik voor het behoud van de legitieme portie. De grondgedachte daarbij is dat de wet in deze niet zozeer de maatschappelijk ontwikkeling dient te volgen, maar dat de wet – als het gaat om de legitieme portie – een rechtsnorm tot uitdrukking dient te brengen. De rechtsnorm dient dan een sturende of corrigerende werking te hebben. Ik licht dat als volgt toe.

Ik meen dat ieder mens de plicht heeft om in goede harmonie met anderen te leven. Dat geldt temeer als er sprake is van een bloedband en nog meer in een ouder-kindrelatie. Dat dit in de praktijk niet altijd lukt en dat er verbroken en verstoorde (familie)relaties zijn, is een feit. Dat brengt echter niet met zich mee dat een dergelijke verwijdering tussen mensen met een bloedband onderstreept zou moeten worden door onze wet. Nee, de wet zou juist tot uitdrukking moeten brengen hoe men behoort te leven. Een goede en liefdevolle ouder-kindrelatie dient de norm te zijn. Het wettelijk mogelijk maken dat een kind geheel niets van zijn ouders kan erven (dus ook geen legitieme portie) is mijn inziens het onderstrepen van gebrokenheid. Er zijn denk ik maar weinig (ik denk zelfs geen) ouders die bij de geboorte van een kind denken: ‘dit kind ga ik onterven’. Een onterving vindt vrijwel altijd haar oorzaak in gebeurtenissen die na de geboorte van het kind plaatsvinden. De wettelijke norm zou erop moeten wijzen dat het de bedoeling is dat de liefde die bij de geboorte van een kind wordt gevoeld, niet meer losgelaten mag worden. Ik teken daarbij nogmaals aan dat deze wettelijke norm niet overeenkomt met de praktijk van het leven. Maar dit is dan ook precies mijn punt. De rechtsnorm dient tot uitdrukking te brengen hoe men behoort te leven. 

Een onterving wordt in bepaalde gevallen ervaren als een laatste afrekening van de erflater met zijn kind. De wet moet zo’n laatste afrekening niet mogelijk maken. De wet zou daarentegen iets van een moreel besef tot uitdrukking moeten brengen, een besef dat een ouder niet op deze wijze met zijn kind behoort af te rekenen. De wet zou tot uitdrukking moeten brengen dat de erflater en het kind in een liefdevolle verhouding tot elkaar hadden moeten staan. Dat er dingen gebeuren in het leven die zorgen voor verwijdering en verdriet kan niet ontkend worden. Maar vergeving en herstel dient de norm te zijn. Iets daarvan kan tot uitdrukking worden gebracht in de rechtsfiguur van de legitieme portie.

In bepaalde gevallen roept de onterving van het kind ook direct een gevoel van onrechtvaardigheid op. Als ik de zaken die ik in behandeling heb gehad in gedachten eens langsloop waarin de legitieme portie het kerngeschil vormde en waarbij dit onrechtvaardigheidsgevoel werd gevoeld, dan kom ik al snel een aantal zaken tegen waarin sprake was van misbruik van kinderen en van geweldpleging jegens kinderen. Deze ernstige en buitengewoon pijnlijke gebeurtenissen zorgden voor verbroken contact en uiteindelijke ook voor onterving. De legitieme portie werd in deze gevallen door sommigen van mijn cliënten als een ‘schadevergoeding’ gezien voor aangedaan leed. Ook herinner ik mij een zaak waarbij de testeerder in zijn testament zijn kinderen bij naam had benoemd tot erfgenaam ten gevolge waarvan het nadien geboren kind (naar ik aanneem) onbedoeld geen erfgenaam was. De legitieme portie zorgde ervoor dat het niet in het testament genoemde kind toch nog een aanspraak had op een deel van het vermogen. Ook komt in mijn gedachten een zaak voorbij waarbij een ouder het niet kon verkroppen dat een kind voor hem een goede plek in een verzorgingshuis had geregeld. Hij wilde koste wat het kost graag zelfstandig blijven wonen, zulks terwijl een ieder reeds zag dat dit onmogelijk en onverantwoord was. Gevolg was evenwel dat het kind zijn goede bedoelingen en zijn liefdevolle zorg voor zijn ouder moest bekopen met een onterving. Ook herinner ik mij diverse zaken waarin de onterfde kinderen met geen mogelijkheid konden bedenken waarom zij nu onterfd waren, veelal ten voordeel van een ander kind. Kortom: reeds in mijn praktijk zijn er voorbeelden te over waarbij het mijn inziens volstrekt onwenselijk zou zijn geweest als het betreffende kind geen aanspraak had kunnen maken op zijn legitieme portie. De rechtsfiguur van de legitieme portie werkte in die zaken als enigszins corrigerend.

Zoals gezegd zullen er nog een aantal artikelen volgen waarbij de discussie over het bestaansrecht van de legitieme portie belicht zal worden vanuit diverse invalshoeken en worden verdiept. Bent u geïnteresseerd en wilt u deze artikelen lezen, volg dan het LinkedIn-account van De Bakker Advocaten & Erfrechtspecialisten.

Auteur: mr. A.C. de Bakker

Deel 2: De fundamentele band tussen ouder en kind
Deel 3: Eigendomsrecht of eigendomsplicht?