Het verzwijgen van goederen

Als erfgenamen heb je over en weer de plicht om elkaar te informeren over de omvang van de nalatenschap. Als je in de woning van erflater bijvoorbeeld contanten aantreft, dan dien je dat te melden aan de andere erfgenamen. Doe je dat niet, althans niet tijdig, dan verbeur je jouw aandeel in dat goed aan de andere erfgenamen.

Maar wat moet je doen als je het vermoeden hebt dat de een andere erfgenaam opzettelijk goederen van de nalatenschap verzwijgt? En tot wanneer heeft de andere erfgenaam de tijd om tot inkeer te komen zonder vervolgens zijn aandeel te verbeuren? Deze vragen zal ik beantwoorden aan de hand van een vonnis van de rechtbank Amsterdam.

De feiten waren als volgt. Vader overlijdt op 2 mei 2013 met achterlating van 3 kinderen. Rond het overlijden vinden 2 van de kinderen een aanzienlijk groot bedrag aan contanten in de woning. Het andere kind wordt daar aanvankelijk niet van op de hoogte gesteld. Dit kind vermoedt echter wel het een en ander en gaat vragen stellen. Na een aantal maanden wordt dan medegedeeld dat er inderdaad een groot bedrag aan contanten in de woning is aangetroffen.

Niettemin vermoedt het kind dat het bedrag hoger zou moeten zijn. Dit zou dan blijken uit de bankopnames voor overlijden en uit de correspondentie tussen de andere erfgenamen met de fiscalist en de belastingdienst. De rechtbank oordeelt dat deze feiten ertoe leiden dat op voorhand bewezen wordt geacht dat het aangetroffen bedrag aan contanten inderdaad hoger is dan aanvankelijk was medegedeeld aan het kind. De andere erfgenamen mogen hiervan nog tegenbewijs mogen leveren. Maar dat zal echter geen makkelijke klus zijn. De kans is groot dat men niet zal slagen in het leveren van tegenbewijs.

Wat dus te doen als je denkt dat een andere erfgenaam opzettelijk goederen verzwijgt? Het antwoord is: zoveel mogelijk aanwijzingen verzamelen die het vermoeden onderbouwen. Als er voldoende aanwijzingen zijn, zal de rechter de andere partij het tegenbewijs opdragen. Dat echter niet snel op voorhand een en ander bewezen wordt geacht, blijkt wel uit het feit dat in de betreffende zaak met betrekking tot een aantal andere goederen (dan het contante geldbedrag) anders wordt geoordeeld.

Maar wanneer is er nu sprake van een opzettelijk verzwijgen van goederen van de nalatenschap? De rechtbank overweegt in voornoemde zaak dat het nodig is dat ‘een zeker, duidelijk te markeren, moment is gepasseerd, in die zin dat pas na dat moment degene die een bestandsdeel opzettelijk heeft verzwegen ter zake niet meer tot inkeer kan komen zonder zijn aandeel in het bestanddeel te verbeuren.’ Zo’n moment kan dan zijn het moment van verdeling, maar ook eerder, bijvoorbeeld als de boedelbeschrijving wordt opgemaakt.

Het maandenlang verzwijgen van het aanzienlijke geldbedrag, was in voornoemde zaak nog geen reden voor de rechtbank om aan te nemen dat er sprake was van een opzettelijk verzwijgen. Gelet op het verstrekkende gevolg, namelijk het verbeuren van het aandeel in het goed, worden niet alleen zware eisen gesteld aan de vereiste opzet (er moet sprake zijn van het oogmerk om rechten van anderen te verkorten), maar moet de sanctie ook “eng” worden uitgelegd in die zin dat daarop niet te snel een beroep kan worden gedaan. De rechtbank wijst er dan op dat een verdeling van de nalatenschap niet zelden een proces is waarin van alle betrokken partijen op emotioneel vlak veel wordt gevergd en sprake kan zijn van ingewikkelde familieverhoudingen die juist bij de verdeling een prominente rol kunnen spelen.

De uitspraak van de rechtbank Amsterdam is hier te lezen.

Meer informatie over het verdelen van een erfenis is hier te vinden.