Wilsbekwaamheid: Alzheimer en het maken van een testament

Het uitgangspunt is dat een persoon voor het tekenen van een testament in staat moet zijn tot een redelijke waardering daarvan. Maar hoe bepaalt een notaris of een persoon voldoende wilsbekwaam is?  Door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB) is daartoe een Stappenplan Beoordeling Wilsbekwaamheid opgesteld. Dit Stappenplan biedt een toetsingskader aan notarissen die zich in voorkomende gevallen een oordeel moeten vormen over de wilsbekwaamheid van een persoon. In het Stappenplan staan indicatoren vermeld die aanleiding kunnen zijn voor een nadere beoordeling van wilsbekwaamheid. Als een notaris echter – ook al heeft hij kennis van het bestaan van een of meerdere indicatoren – geen aanleiding behoeft te hebben om te twijfelen aan de wilsbekwaamheid van een persoon, dan hoeft hij het Stappenplan niet verder te volgen. Van belang daarbij is de indruk die een persoon in een gesprek maakt.

De aanwezigheid van de ziekte van Alzheimer is een indicator uit het Stappenplan. De omstandigheid dat een ander dan de testeerder de notaris benadert met de mededeling dat testeerder zijn testament wil wijzigen is eveneens een indicator uit het Stappenplan.

In een klachtzaak tegen een kandidaat-notaris speelden voornoemde twee indicatoren een rol. De notaris had er voor gekozen het Stappenplan niet te volgen. De kandidaat-notaris had testeerder thuis bezocht en in afwezigheid van de partner een gesprek met testeerder gevoerd. Het gesprek was volgens de notaris-kandidaat goed te voeren. De kandidaat-notaris sprak met testeerder over sociale aangelegenheden alsook over de inhoud van het testament. Zonder enige twijfel over de wilsbekwaamheid van testeerder heeft de kandidaat-notaris besloten om de volgende dag terug te komen om het testament te passeren. Het testament had overigens dezelfde strekking als het eerdere testament van testeerder.

De klachtrechter oordeelde daarover als volgt:

De kandidaat-notaris heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hij tijdens de voorbespreking en bij het passeren van het testament voldoende alert is geweest op de mate van wilsbekwaamheid van erflater en dat hij onvoldoende aanleiding had om aan deze wilsbekwaamheid te twijfelen. De kandidaat-notaris heeft gesproken met erflater in zijn eigen omgeving en buiten aanwezigheid van de partner. Het niet verder toepassen van het Stappenplan kan de kandidaat-notaris in de gegeven situatie dan ook niet worden verweten.”

Hiermee is duidelijk dat het mogelijk is dat een persoon die lijdt aan de ziekte van Alzheimer een testament kan maken. Zoals de arts in de betreffende zaak ook aangaf kunnen naast de minder goede momenten tijdens de ziekte van Alzheimer er ook betere periodes zijn geweest.

Nu betreft voornoemde zaak een klachtzaak tegen een notaris. Zo’n zaak is anders van karakter dan een procedure waarin na overlijden een beroep wordt gedaan op de nietigheid van een testament. In zo’n procedure zal bewijs een veel belangrijkere rol spelen. Een voorbeeld daarvan is terug te vinden in een uitspraak van het Hof Den Bosch. In de betreffende zaak mocht de eisende partij bewijzen dat erflater niet, althans onvoldoende, begreep wat hij deed en het vermogen miste zijn wil – zoals neergelegd in het testament – te bepalen en te verklaren.

Eiser wist te bewijzen dat erflater in een verpleegtehuis voor dementerende personen op een afgesloten afdeling verbleef. De specialist ouderengeneeskunde en de manager kortdurende zorg werden vervolgens als getuigen gehoord. De rechtbank oordeelde dat eiser was geslaagd in zijn bewijs en vernietigde het testament. Het Hof is het in hoger beroep met de rechtbank eens, maar vindt dat gedaagde tegenbewijs mag leveren. Er wordt dan vervolgens een medisch deskundige benoemd die gaat beoordelen of erflater op de desbetreffende dag wilsonbekwaam zou zijn geweest. Ook hier geldt dus dat de aanwezigheid van psychische aandoeningen, niet direct leidt tot het oordeel dat er sprake is van wilsonbekwaamheid tot het maken van een testament.

In een procedure waarin een beroep wordt gedaan op de nietigheid van een testament, zal de bewijslastverdeling van groot belang zijn. Bewijslevering is immers enorm moeilijk. Het gaat vaak om feiten die al enige tijd geleden hebben plaatsgevonden en het gaat ook nog eens om de specifieke dag dat het testament is gemaakt. De partij die de bewijsopdracht krijgt, staat procedureel direct op achterstand.

De uitspraak in de klachtzaak tegen de notaris is hier te lezen.

De uitspraak van het Hof Den Bosch is hier te lezen.

Meer informatie over het maken van een testament is hier te lezen.