Na beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap door een erfgenaam dient de nalatenschap te worden vereffend. Vereffening is een proces waarbij – kortweg gezegd – de goederen van de nalatenschap worden verkocht en met de opbrengst de schuldeisers worden betaald. Net als bij faillissement dient dan een uitdeling aan schuldeisers in een bepaalde volgorde plaats te vinden. De wet bepaalt welke regels er gelden bij vereffening. Vereffening is dan ook voornamelijk van belang bij (dreigende) insolvabele nalatenschappen.
In sommige gevallen kan toch van vereffening worden afgezien, ondanks de beneficiaire aanvaarding. Één van die gevallen is als er sprake is van een beneficiaire aanvaarding door of namens een minderjarige. Een minderjarige aanvaardt overigens een nalatenschap van rechtswege beneficiair als er binnen 3 maanden na het overlijden van erflater nog geen keuze namens de minderjarige is gemaakt. Als er een minderjarige erfgenaam is, dan brengt dat (gezien de praktijk) al snel met zich mee dat er in beginsel een vereffening van de nalatenschap moet plaatsvinden.
Als nu echter de nalatenschap een positief saldo heeft, dan is een proces van vereffening onnodig bezwarend voor de erfgenamen. De rechtbank kan de erfgenamen dan ook ontheffen van de plicht tot vereffening. De rechtbank hoeft vrijwel uitsluitend te beoordelen of er sprake is van een positief saldo. Als dat het geval is, kan het verzoek worden toegewezen. Het betreft dan ook een vrij eenvoudige procedure, waarbij in veel gevallen ook geen zitting plaatsvindt.
Een dergelijk verzoek werd ook door mij ingediend bij de rechtbank Rotterdam. Het verzoek werd, zoals verwacht, toegewezen. Tot de schuldeisers van de nalatenschap behoort echter een curator die namens het onterfde kind aanspraak maakt op de legitieme portie. De erfgenamen stellen daarentegen dat er in deze geen legitieme aanspraak is. Deze curator nu nam kennis van de ontheffing van de verplichting tot vereffening. De curator was het daar niet mee eens en stelde hoger beroep in bij Hof en stelde belanghebbende te zijn met betrekking tot het gedane verzoek. De curator vond dan ook dat zijn mening meegewogen diende te worden bij de beoordeling van het gedane verzoek tot ontheffing van de verplichting tot vereffening.
Het Hof oordeelde daarover als volgt:
“De wettelijk vertegenwoordiger(s) van de minderjarige erfgenaam heeft op grond van artikel 4:193 BW de nalatenschap van erflater namens die erfgenaam beneficiair aanvaard. Gezien het positief saldo van de nalatenschap is vervolgens het verzoek van de verweerders tot ontheffing van de ontstane vereffeningsverplichting conform artikel 4:202 lid 2 BW toegewezen door de rechtbank. Deze bepaling is in de wet opgenomen indien de verplichting te vereffenen volgens de wet voor de wettelijk vertegenwoordiger een te zwaar middel is in het licht van een positief nalatenschapssaldo. Dit laat onverlet dat de failliet – en dus de curator – mogelijk een vordering uit hoofde van diens legitieme portie heeft in de nalatenschap van erflater. Nu de curator geen rechtstreekse rechten en verplichtingen heeft in dit verzoek kan hij niet gezien worden als rechtstreeks belanghebbende.”
Schuldeisers van de nalatenschap zijn dus geen belanghebbende bij een verzoek tot ontheffing van de verplichting tot vereffening. En dat is maar goed ook. Anders zou de betrekkelijk eenvoudige procedure plotseling een enorm gecompliceerde procedure worden waarbij alle schuldeisers van een nalatenschap opgeroepen zouden moeten worden. Dat werkt niet alleen zeer belastend voor de rechtspraak, maar zou ook de bedoeling en strekking van de betreffende wetsvoorziening ondermijnen.
Detail in deze zaak is overigens dat de curator nu voor de tweede keer in de werkelijke proceskosten is veroordeeld (zie ook mijn eerdere artikel over ‘onrechtmatig procederen’).
De uitspraak van het Gerechtshof Den Haag is hier te lezen
Meer informatie over de vereffening is hier te vinden.