De wet onderscheidt 4 wilsrechten. De eerste twee wilsrechten (1 en 2) zien op de situatie dat de langstlevende ouder hertrouwd of na hertrouw overlijdt. In die gevallen kunnen de kinderen om overdracht van goederen verzoeken, zulks ter voldoening van hun niet-opeisbare vordering op de langstlevende ouder wegens het vooroverlijden van de eerst overleden ouder.
Een ander wilsrecht (3) ziet op de situatie dat de langstlevende ouder overlijdt en de kinderen om die reden niet-opeisbare vordering krijgen op de stiefouder. Bij overlijden van de langstlevende ouder kunnen de kinderen de stiefouder verzoeken om overdracht van goederen.
Het laatste wilsrecht (4) kan worden uitgeoefend op het moment dat de stiefouder komt te overlijden. Een kind kan dan om overdracht van goederen verzoeken aan de erven van de stiefouder, zulks ter voldoening van hun niet-opeisbare vordering op de stiefouder wegens het vooroverlijden van de laatst overleden ouder.
Bij testament kunnen de wilsrechten worden beperkt, uitgebreid en opgeheven.
Dan nu het volgende geval. Erflater was gehuwd met moeder uit welk huwelijk 3 kinderen waren geboren. Bij het overlijden van moeder kregen de kinderen een niet-opeisbare vordering op erflater. Erflater hertrouwde een aantal jaren later met de stiefmoeder van de kinderen. Kort voor dit huwelijk had erflater een testament gemaakt en daarin bepaalt dat de kinderen niet het recht toekwamen om de wilsrechten (hiervoor 1 en 2) uit te oefenen.
Deze beschikking van erflater is natuurlijk zinloos. Hijzelf was immers de langstlevende ouder. Na zijn overlijden zou erflater geen aangifte meer kunnen doen van een voorgenomen huwelijk noch zou hij in staat zijn om te hertrouwen.
De notaris die het testament had opgestelde verklaarde vervolgens dat het de bedoeling van erflater was geweest om te bepalen dat de kinderen niet het recht toekwamen om de wilsrechten (hiervoor 3 en 4) jegens stiefmoeder uit te oefenen. Want, zo verklaarde de notaris, was het de wens van erflater dat stiefmoeder zonder enige belemmering verzorgd achterbleef, te meer omdat zij geen pensioen zou genieten.
Het testament bevatte dus kennelijk een onjuiste weergave van de wil van erflater. Hoe ging de rechter daarmee om? Nou, er werd nogal verschillend geoordeeld. Het Gerechtshof oordeelde dat niet afgeweken kon worden van de tekst van het testament omdat de wet daar geen mogelijkheid toe biedt. Evenmin vond het Gerechtshof dat het hier om een schrijffout of een kennelijke misslag van de notaris ging.
De Hoge Raad oordeelde echter dat bij de uitleg van het testament gelet moet worden op de verhoudingen die erflater kennelijk in het testament wenste te regelen en op de omstandigheden waaronder het testament is gemaakt. Daarbij geldt voorts dat daden en verklaringen van erflater buiten het testament slechts voor de uitleg van het testament gebruikt mogen worden als het testament zonder die daden of verklaringen geen duidelijke zin heeft. De wet biedt volgens de Hoge Raad wel degelijk de mogelijkheid om in een geval als deze een testament nader uit te leggen.
De uitspraak van de Hoge Raad is hier te lezen.
Meer informatie over wilsrechten is hier te vinden.
Meer informatie over de uitleg van een testament is hier te vinden.